Differentiëren werkt in het basisonderwijs (leestip)

Zijn er al niet voldoende boeken geschreven over differentiatie?  Als ik even zoek in de catalogus van de onderwijsbibliotheek van het Onderwijscentrum Brussel, dan vind ik meer dan 300 items met de tag ‘differentiatie’.  Toch biedt het praktijkboek ‘Differentiëren werkt in het basisonderwijs’ (2020) van Ludo Heylen, Joost Maes en Ivan Van Gucht, die differentiatie benaderen vanuit ervaringsgericht werken, een interessante aanvulling.   De auteurs zeggen zelf in de inleiding dat differentiatie geen nieuw verschijnsel is, maar door de toenemende diversiteit in onze klassen wel brandend actueel is…  Differentiatie is ook meer dan ooit belangrijk in onze Brusselse scholen, in coronatijd wordt dit nog duidelijker!

Het boek vertrekt vanuit 6 belangrijke aandachtspunten en een kader.  Daarna worden concrete methodieken beschreven…

Aandachtspunten en een kader

Bij de aandachtspunten vormt “groeigericht” werken de rode draad.   Differentiatie wordt hierbij niet gehanteerd als een techniek maar een visie, waarbij veiligheid, autonomie, betrokkenheid, versterken van competentie, een positieve relatie leerkracht-leerling en hoge verwachtingen belangrijke elementen zijn.  Het kader bouwt hier verder op door en is gebaseerd op de zelfdeterminatietheorie: autonomieondersteunend werken, verbindend werken, competentieversterkend werken.

Concrete methodieken
  1. autonomieversterkend werken: Deze interventies moeten de autonomie van de leerlingen ondersteunen en versterken.  We zitten hier eerder in vormen van divergente differentiatie waarbij de individuele noden en groeimogelijkheden van kinderen centraal staan. In dit hoofdstuk komen de methodieken sporenbeleid (instructie en ondersteuning op maat), contractwerk (zelfstandig te verwerken activiteitenpakket), routplanner en werkwinkel (exploratie en experimenteerruimte) aan bod.
  2. verbindend werken:  De auteurs spreken van coöperatieve differentiatie.  Bij deze vorm van differentiatie wordt er sterk ingezet op verbondenheid tussen leerlingen en gezamenlijke verantwoordelijkheid.  Dit wordt vertaald in volgende aanpakken: coöperatief differentiëren (heterogene groepen werken aan een groepsresultaat), placemat (met integratie van individueel werk in een groepsproduct) en coteaching of tweekracht (waarbij leerkrachten hun verschillen en sterktes bundelen ifv gedifferentieerd leren bij de leerlingen).
  3. competentieversterkend werken: Hier wordt afstand genomen van deficitdenken en wordt de weg genomen van talentonderwijs, waarbij de kinderen zelf de sleutel kunnen zijn tot succes (self-beliefs, growth mindset).  In dit kader worden de talentenarchipel (waarbij leerlingen aan de slag gaan binnen verschillende ontwikkelingsdomeinen) en de vrije werktijd (met vrije keuze voor de leerling) voorgesteld. 

Wat is de meerwaarde van deze publicatie?  Het is een praktijkboek!  Vanuit een duidelijk en gekend kader (ABC) en 7 betrokkenheidsfactoren wordt de link gemaakt met concrete methodieken die de leerkracht in de dagelijkse klaspraktijk kan inzetten. 

Zeker zinvol en bruikbaar, maar op het vlak van differentiatie zal deze insteek toch nog onvoldoende zijn.  Het is dus zeker  belangrijk om de inzichten uit dit boek te koppelen aan andere belangrijke werken op het vlak van differentiatie bij diverse leerlingengroepen.  Ik verwijs hiervoor nog graag even door naar een eerdere blogpost waarin differentiatie in een grootstedelijke context centraal stond.

Gepubliceerd door Piet Vervaecke

Directeur Onderwijscentrum Brussel

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: