Minister Sven Gatz (Open VLD) antwoordde in de commissie onderwijs van de VGC-Raad op een vraag van raadslid Arnaud Verstraete (Groen) over taalscreening in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel (6 november 2019). De minister startte met de stelling dat taaltoetsen en taalscreening, zelfs bij jonge kinderen, geen probleem vormen, maar de vraag is wat men met de resultaten doet.
Daarna schetste hij een beeld over de lange traditie in Brussel op het vlak van taalscreening met de boodschap dat vandaag in heel veel Brusselse scholen genormeerde taalvaardigheidstoetsen worden afgenomen: het Kleuterobservatie Instrument Taalvaardigheid of KOBI-TV in de tweede kleuterklas; de Taalvaardigheidstoets Aanvang Laatste Kleuterklas of TAL-K in de 3de kleuterklas; de Taalvaardigheidstoets Aanvang Lager Onderwijs of TAL bij de overgang van kleuter naar lager; het Screeningsinstrument Aanvang lager onderwijs taalvaardigheid of SALTO bij de aanvang van het eerste leerjaar. Hij voegde hier nog aan toe dat toetsen maar één element zijn in de bredere evaluatie van het taalniveau van de leerling.
Hij benadrukte verder dat het vooral belangrijk is te overwegen wat er met de resultaten van deze toetsen en leerkrachtobservaties moet gebeuren. Een taaltoets- of taalscreeningsinstrument moet vooral een hulpmiddel zijn voor de school en de leerkracht (1) om een taalbeleid te ontwikkelen op maat van de lokale school, (2) om een klasbeleid te ontwikkelen dat zowel de taalsterke als taalzwakke leerlingen uitdaagt, (3) om individuele leerlingen en/of groepen leerlingen taalgericht te ondersteunen en (4) om ouders te informeren over de evolutie van hun kind.
Vastgestelde tekorten op het vlak van taalvaardigheid bij jonge kinderen (op basis van screening en observatie) kunnen het best in de klas aangepakt worden vanuit een krachtige taalleeromgeving met taalgerichte ondersteuning. De minister waarschuwde hier voor het risico van taalbadklassen bij jonge kinderen. Taalbadklassen ontnemen te veel (taal)leerkansen (enkel taalrijke input van de leerkracht) en ze belemmeren bovendien een vlotte sociale integratie van de anderstalige, meertalige en/of taalzwakkere leerlingen.
Aanvullend op het debat in de raad wil ik hier nog de rol van de leerkracht extra in de verf zetten. De observaties en evaluaties van de leerkracht, al dan niet gesystematiseerd in een kindvolgsysteem, verdienen zeker even veel aandacht als de screening of toetsing. We weten immers dat de inschatting van leerkrachten heel betrouwbaar is (via Pedro de bruyckere) én dat toetsen bij jonge kinderen heel wat beperktheden inhouden (via Piet Van Avermaet en Fauve De Backer). Het is dus belangrijk om taaltoetsen steeds te plaatsen binnen een bredere evaluatie van het taalniveau van de leerling. De leerkracht speelt hierin – samen met het zorgteam – een cruciale rol.
In het Vlaams parlement werd op hetzelfde moment een gelijkaardig debat gehouden met gelijkaardige conclusies.
Lees hier het volledig verslag van het taalscreening-debat in de VGC-raad.

2 gedachten over “Onderwijs in Brussel is… taalscreening bij jonge kinderen? (debat Raad VGC, november 2019)”